-
1 aan boord gaan
aan boord gaango aboard/on board; 〈 als passagier ook〉 embark -
2 aan boord gaan
v. embark, board the ship -
3 aan boord van het schip gaan
aan boord van het schip gaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > aan boord van het schip gaan
-
4 boord
2 [(losse) kraag] collar3 [(lucht)vaartuig] board♦voorbeelden:het vliegtuig had 120 passagiers aan boord • the plane had 120 passengers on board/aboardaan boord van het schip gaan • board the shipvan boord gaan • disembark -
5 innemen
1 [met betrekking tot geneesmiddelen] take5 [binnenhalen] bring/take in6 [aan boord nemen] take on8 [verzamelen] collect♦voorbeelden:〈 ironisch〉 hij is goed van innemen • he's fond of his food/drink2 veel plaats innemen • take up/occupy a lot of roomzijn plaats innemen • take one's seateen belangrijke plaats innemen • hold/occupy an important position; feature (conspicuously)iemand voor zich innemen • win someone's sympathy6 het schip moet brandstof/water innemen • the ship has to take in fuel/water7 een jurk van voren/achteren innemen • take a dress in/up at the front/back
См. также в других словарях:
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon